Oorkonde betrefende het Loodswezen op het Zwin.

Poging tot omzetting in modern Nederlands.

Voorafgaande bemerking: In de hoofding wordt deze oorkonde 1484 gedateerd. Zo het voorgelegd afschrift authentisch is, dient - in nieuwe stijl - 1481 gelezen, gezien de vermelding op het einde 1480.

 

Filips van Oostenrijk, bij de genade van God hertog van Bourgondië, van Lotharingen, Brabant, Limburg en Luxemburg, graaf van Vlaanderen, Henegouwen, Holland, Zeeland en Namen, markgraaf van het Heilig Rijk heer van Friesland en Mechelen, aan allen die deze brief van ons zullen zien of horen lezen, onze groet.

Henegouwen, Holland, Zeeland en Namen,

markgraaf van het Heilig Rijk,

De drie Leden van ons land van Vlaanderen (Brugge, Gent, Ieper) hebben ons in een betoog erop gewezen dat het Zwin en de haven van Sluis, een van de drie bijzonderste havens van het Xristelijke Rijk, tot nu toe bezocht en gebruikr werd door praktisch alle natiën van de wereld, die er dagelijks zoveel goederen aanvoeren dat he t koopmanschap groter is binnen het graafschap Vlaanderen dan in enig ander van onze landen; gezien echter dat het gerucht loopt dat het Zwin ondiep en nauw geworden is; gezien enkele stuurmannen, bootsmannen en anderen die op de zeekust Vlaanderen wonen het gewaagd hebben schepen binnen te brengen die daar begeerden te zijn, doch dit niet konden zonder deze schepen in gevaar te brengen omdat zij met het nauw van het Zwin niet vertrouwd waren; terwijl anderen om persoonlijk voordeel het gewaagd hebben veel schepen naar de Wielingen (nederland) te voeren om aldus het koopmanschap van Vlaanderen te vervreemden, tot grote schade en nadeel zowel van ons als van onze onderdanen aldaar; om hierin te voorzien, en opdat de kooplui geen redenen zouden hebben om, onder het voorwendsel van het hogervermelde, het Zwin van Sluis of ander havens in Vlaanderen te mijden, hebben de drie Leden overleg gepleegd en de punten en artikelen die hierna volgen aanbevolen.

1) Ten eerste, dat de loodsen die gekozen en benoemd zullen worden, nl. te Oostende, Wenduine, Blankenberge, Heist, Sluis en Slependamme, elk afzonderlijk plechtig hun eed zullen afleggen voor de Wetsdienaars van Brugge, om buitenlandse schepen degelijk in het Zwin van Vlaanderen te brengen en nergens elders, terwijl baljuw en schout van de voornoemde stad Brugge opgeroepen worden om van deze eed te getuigen

2) Item, dat niemand, wie het ook zij, buiten degenen die hiertoe de eed zullen afgelegd hebben, geoorloofd is schepen in het Zwin te brengen op straf van 300 f. parisis (Parijse pond) boete en verbanning, tenzij de schepen van het buitenland loodsen meebrachten, waarop zij evenzeer vertrouwden als op de inheemse: deze loodsen zullen niet gestraft worden.

3) Item, zullen de benoemde en beëdigde loodsen voortaan dagelijks op de linkermouw van hun bovengoed een zilveren roer dragen opdat men hen zou herkennen; iedere overtreding zal telkens met 50 f parisis bestraft worden.

4) Item, dat diezelfde benoemde en beëdigde loodsen voortaan geen drinkgelden of andere giften meer mogen geven aan of ontvangen van die buitenlandse schepen om ze eerst binnen te brengen op straf van honderd pond parisis boete, telkens zoveel keren als het bevonden zou worden en verder gestraft te worden zoals verdiend.

5) Item, dat, mocht het gebeuren dat door nalatigheid van voornoemde loodsen later, wat God behoede, enig schip of schepen verloren zouden gaan of schade zouden onvervinden, en er, als gevolg daarvan, klacht zou ingediend worden bij enige officieren van de wet van die landen, dat de plaatselijke officieren ertoe gehouden zullen zijn die loodsen aan te houden en niet vrij te laten tenzij bij weten en uitdrukkelijke toestemming van de wet te Brugge, na door voornoemde officieren gepast gestraft geworden te zijn, volgens de aard van het geval.

6) Item, daar het ook gebeuren kan, wat God verhoede, dat enig schip verloren gaat op de kust van Vlaanderen of voor 't voornoemde Zwin, elke schipper, loods of andere persoon zonder enig uitstel dit schip mag ter hulp snellen om de vracht ervan te redden, op voorwaarde dat zij de voornoemde geredde goederen en vrachtschepen zullen binnenbrengen bij de justitie van de dichtste stad van de plaats van de redding op straffe dat ze, zo ze het anders deden, achtervolgd en gestraft zullen worden voor diefstal, en wat betreft hun arbeid die ze erin gestoken hebben, die zal vergoed en betaald worden door de koopman aan wie het goed zal toebehoren en, indien ze met hem niet kunnen overeenkomen, zo zal de plaatselijke wet van de plaats waar het voornoemde goed werd binnengebracht, de arbeid en het loon van diegenen die het Goed gered zullen hebben schatten en beslissen vooraleer de voornoemde goederen zullen vrijgegeven worden.

7) Item, dat niemand van de voornoemde beëdigde loodsen die binnen het land van Vlaanderen hun woonst zullen hebben, enig schip zal mogen loodsen elders dan in het Zwin op straffe van verbanning en andere straffen tenzij bij uitzonderlijke storm en onweder, zo dat de kapitein het niet aandurven zou zijn schip binnen te brengen in het Zwin van Vlaanderen; in dergelijk geval zullen de loodsen die schepen mogen leiden naar de plaats die zij het geschiktst achten om ze zeker en zonder vrees menen te kunnen binnenbrengen en niet elders.

8) Item, dat voortaan niemand, wie het ook zij die tot aan de boei (tonnebaken) van het Zwin geleid werd, geoorloofd wordt die te verleggen of er enige verandering aan te brengen op straffe van zijn leven en goederen, uitgezonderd ieders recht.

9) Item, dat eenieder, die zal weten dat er werkelijk enige schade zal aangebracht geworden zijn aan die boei of tekens die binnen het Zwin liggen, of van personen die het inzicht hebben dit te doen, ertoe zal gehouden zijn dit ter kennis te brengen van de wet van de Stad Brugge of haar aangestelden binnen de Stad Sluis op straffe van driehonderd pond parisis.

10) Item, en om die buitenlandse schepen die van uit zee komen zeker van een loods zouden zijn om ze binnen het Zwin te leiden, zo zullen die loodsen de vissersvaartuigen vergezellen en zich zo verdelen dat er in elke boot een loods aanwezig is opdat die loodsen steeds ter beschikking zouden zijn van die grote schepen om ze in voornoemde havens binnen te brengen.

11) Item, indien een van voornoemde loodsen overlijdt, zo zal men in de stad van de overleden piloot (loods) een andere plaatselijke loods aanstellen. De plaatselijke overheid of de notabelen van de parochie van de overledene zullen ertoe gehouden zijn op hun eed en trouw binnen de derde dag na het overlijden van de loods de geschiktste persoon met een certificaat in wettelijke vorm van Brugge te sturen om hem loods te benoemen en te beëdigen zoals het hoort bij de wet van Brugge; tot de eedaflegging zullen de baljuw of schout opgeroepen worden, zoals voordien reeds gezegd werd.

12) Item, en om des te beter de bovengenoemde punten en artikelen te onderhouden, en opdat niemand zich zou kunnen verontschuldigen door enige onwetendheid dienaangaande en verkeerd zou handelen, zo zal men op iedere nodige plaats een eensluidend afschrift uithangen, en ook zal elke waard binnen Sluis die vreemde kooplui of kapiteins van vreemde schepen herbergt, ertoe gehouden zijn, op straffe van vijftig pond parisis boete, een kopij ervan, gehecht op een plank (of bord), uit te hangen in een gelagzaal, opdat de kapiteins van de vreemde schepen en anderen die het aanbelangt zouden weten wat ze moeten doen.

Item, de bedoelde loodsen zullen voortaan van bedoelde kapiteins van de grote buitenlandse schepen die hun diensten gebruiken bij het binnenbrengen in 't Zwin van Vlaanderen, bij passend (= gewoon) weer 8 s.gros ontvangen voor een schip voerende vijftig vaten zwaars (= voor een schip van 50 ton), 20 s.gros voor een schip van 100 ton, bij gelijke weersomstandigheden, 2 pond voor een schip van 200 ton, 3 pond 12 sch.gros voor een schip van 300 ton of meer, maar bij onweer of bij nachtelijke getijen zullen de loodsen gesalarieerd worden boven de voornoemde tarieven, volgens de schatting en ordonnantie van de wet van de dichtste geprivilegieerde stad van het Zwin in Vlaanderen waar de schepen zullen binnengebracht zijn.

Al die punten en artikelen hierboven aangehaald op nederig verzoek van de voornoemde drie Leden van ons Vlaanderen, hebben hierop advies gehad van onze baljuw van het Water van Sluis, Meester Willem Hautain, en daarna van onze beminde en getrouwe Voorzitter en leden van onze Kamer van de Raad van Vlaanderen, wij, op advies en beraadslaging van onze medeburgers en anderen van onze Grote Raad die bij ons waren, hebben de punten en artikelen hierboven vermeld en na ze elk afzonderlijk bevestigd, aangenomen en goedgekeurd te hebben, bevestigen, ratifieren en keuren ze goed, bij die oorkonde, en we willen dat de voornoemde punten en artikelen, elk afzonderlijk, van nu af aan onderhouden en nagevolgd worden naar vorm en inhoud, zonder, enig(e) (bezwarende moeilijkheid =) voorbehoud, dat van al de boeten die hierboven in de genoemde punten en artikelen die nader bepaald en verklaard werden, van die opgelegde boeten die nader bepaald zullen worden, zullen 2 derden ons toebehoren, boeten waarvan onze officieren ter plaatse, elk voor zijn gebied, ons jaarlijks rekenschap zullen geven (= proces verbaal zullen opmaken), alsook van de andere handelingen van hun diensten, en het derde deel van voornoemde boeten zal moeten toegewezen worden aan de aanbrengers (= informateurs) en de opstellers van die boeten (= processen-verbaal).

In verband hiermee bevelen en ontbieden onze voornoemde president en de leden van de Raad van Vlaanderen, onze Soeverein, Baljuw van Vlaanderen, onze baljuws van Gent, Brugge en Ieper, van het land en de wateren van Sluis en alle andere officieren van justitie en alle onderdanen wie het aanbelangt,(al die worden bevolen en ontboden) dat zij, de drie voorn. leden, ervoor moeten zorgen dat de voornoemde punten en artikels worden nagevolgd en dat hun inhoud vreedzaam wordt toegepast, en zij die deugdelijk en vlijtig moeten onderhouden en doen onderhouden naar vorm en inhoud en op afdoende wijze allen moeten beletten altijd in te gaan tegen onze rechten en heerlijkheid .

En opdat men van voornoemde brief op verschillende plaatsen op de hoogte zou zijn, willen wij dat er bij onze goedkeuring aan dit origineel zal toegevoegd worden, onder zegel, een voor echt (authentiek) verklaard afschrift gecollationeerd en ondertekend door een van onze secretarissen want zo willen wij het.

Wij hebben hiervan kennis genomen en onze zegel hieraan bevestigd.

Gegeven in onze stad Gent op de 7e dag van februari in het jaar des Heren duizend vierhonderd en tachtig.

Brugge, Stadsarchief, politieke charters,

nr. 1197

 

Main Site Yves Campana