MENSEN VAN BIJ ONS

Rocco Mario CAMPANA, een onderofficier bij de Marine Royale

Door J.B. Dreesen

Als Oostendenaar, aangespoeld of niet, moet U ze kennen, de CAMPANA's van Oostende.

Ze hebben in onze stad een maritieme traditie die reeds vier generaties meegaat. We lopen de lijn even terug op.

Yves CAMPANA (°9-10-1938), kapitein-ter-lange omvaart en zeeloods, is de zoon van de welgekende kapitein-ter lange omvaart. Robert Louis CAMPANA, die in zijn tijd de Oostende-Tilburylijn runde.

Robert Louis CAMPANA heeft nog twee andere zonen, Guy (°18-5-1936) en Roch ( °28-8-1943) die echter aan de wal bleven. Dochter Corinne, de jongste ( °01-02-1948), woont nog te Oostende .

"Captain Louis" Robert CAMPANA, zoals men hem pleegt te noemen, was de zoon van Francois CAMPANA, een mecanicien-conducteur bij het Zeewezen, die op zijn beurt de zoon was van Rocco CAMPANA en hier begint de geschiedenis van de CAMPANA'S van Oostende. Eerst wat familiegeschiedenis.

Roch CAMPANA. werd in de maand november 1813 geboren uit Francois en Anna Maria SALEMI te Termini in de provincie Palermo van het Koninkrijk Napels. Hij werd op 20 november 1813 in de Collegiale kerk van Sint-Niklaas te Termini over het doopvont gehouden door Augustin SIABSI, zoon van Michel en Françoise SALEMI, dochter van Jerome, terwijl Leonard MASCARI hem doopte. Hij kreeg als naam ROCCO MARIO. Vader Francois had drie zonen. Hij was een kleine reder die, volgens tijd en omstandigheden, een of twee schepen uitreedde en waarvan de oudste zoon er eentje voer. Nauwelijks I4 jaar mocht Rocco, of moest, al mee naar zee, zoals het in die tijd gebruikelijlk was. Met tien jaar ervaring kwam Rocco einde 1836, aan boord van een schip van zijn vader, bevolen door zijn oudste broer, te Antwerpen toe. Over wat er toen gebeurd is tasten wij in het onzekere. Een feit is echter dat hij in Antwerpen bleef, want op 7 april 1837 engageerde hij zich voor een term van twee jaar als matroos bij de Marine Royale. Hij wordt aan boord van kanonneerboot nr. 4 geplaatst.

Normaal kende de Marine Royale op dat ogenblik matrozen van Iste, 2de en 3de klasse, zodat hier waarschijnlijk de voorafgaande ervaring van Rocco in rekening werd gebracht, want hij engageerde als matroos Iste klasse. De kanonneerboten, die voornamelijk op de Schelde opereerden, werden op dat ogenblik nog beschouwd als zijnde in oorlog ,tegen Nederland want Rocco diende tweede jaar aan boord van de n°4 als bottelier (cambusier) in oorlogstijd. Na zijn tweejaren term tekende hij een nieuw contract voor dezelfde duur en ging over als "cambusier" naar kanoneerboot nr 6.

Dit contract eindigde slechts op 30 april 1841 waarop hij een nieuw contract tekende, ditmaal uoor drie jaar aan boord van kanonneerboot nr. 12.

In deze periode 1837-1841 situeerde zich waarschijnlijk zijn eerste huwelijlk met Anne-Maria CHARTON die hem echter nog voor 1844 zou ontvallen want in dat jaar vonden we hem terug als weduwnaar. Dit eerste huwelijk, waar van wij geen andere sporen van terugvonden, ligt waarschijnlijlk aan de basis van zijn achterblijven van zijn vader's schip in 1837.

Zijn eerste promotie in de Marine Royale kwam op 15-02-1841 wanneer hij bevorderd werd tot "schieman eerste klasse". Deze functie was echter niet voorzien aan boord van de kanonneerboat zodat hij begin mei 1842 overging naar de staatsbrig de CHARLES.

De CHARLES, een oud en traag schip, moeilijk maneuvreerbaar en weinig geschikt voor de grote vaart, behoorde toe aan de rederij WATTEL. In het kader van de handelspolitiek van de regering kreeg het schip voor zijn reizen een militaire bemanning. De CHARLES maakte een eerste reis met militaire bemanning, onder bevel van kapitein JORGENSEN vanaf 4 januari 1840 naar Batavia en Manilla. Op 16 juni 1843 vertrok de CHARLES voor een tweede maal naar het Verre Oosten. Het schip stond onder bevel van Luitenant-ter-Zee HOED geassisteerd door Vaandrigter-Zee DE BAUCHE en de Aspiranten van Eerste klasse DUCOLOMBIER en SMIS Rocco CAMPANA was aan boord als schieman eerste klasse. Na binnengelopen te zijn in een haven van de Canarische Eilanden en in Singapour zette de CHARLES koers naar Manilla langs de Oostpas. In de nacht van 16 februari 1844 liep het schip, op de kusten van Borneo in de monding van de rivier Goot, op een niet in kaart gebrachte zandbank. 's Morgens zat het schip volledig geboeid en werd het aangevallen door 24 zwaar bewapende piratenprauwen. De CHARLES kon zich niet verdedigen want zijn twee kanonnen waren onbruikbaar en de veertien anderen waren schijnkanonnen in hout. Er bleef voor de bemanning niets anders over dan in de drie sloepen te gaan en te trachten de wal te bereiken. Zonder geld, met slechts voor enkele dagen water en proviand aan boord ging de bemanning onder zeil in de sloepen en zette koers naar MACASSAR. Dit was op 250 mijlen en de enige Europese nederzetting waar men schuilen kon. Deze tocht zou tien dagen duren en zou zeer hard worden. Op Celebes lukte het hen, onder bedreiging van de inlanders aan water te geraken Op 26 februari 1844 bereikten de sloepen Macassar. De goeverneur, de PEREZ, een officier van de Koninklijke Nederlandse Marine (en Brusselaar van geboorte) ontving hen met de grootste gastvrijheid. België zou hiervoor zijn dank betuigen door hem officier te maken in de Leopoldsorde terwijl twee andere Nederlandse officieren Ridder in de Leopoldsorde werden.

Enkele dagen later viel in die haven een Nederlands eskader oorlogsschepen binnen. Bij het horen van de gebeurtenissen met de Charles organiseerde het commando van het eskader een strafexpeditie gericht tegen de piraten. Een stoomkorvet, twee briks, drie schoeners en een kanonneerboot, in het totaal 250 man, werden hiertoe ingezet. De Belgen namen als vrijwiliiger deel aan de operatie en scheepten in aan boord van de stoomkorvet EKLA De strafexpeditie duurde 40 dagen. De stad TINGARONG werd ingenomen en in brand gestoken. De twee oude kanonnen van de Charies alsook de goederen werden gerecupereerd.

Op 8 mei 1844 scheepte de bemanning uan de CHARLES in aan boord van het Nederlandse schip DOROTHEE dat hen naar Balavia bracht waar zij op 16 mei toekwamen. Hier scheepten zij in aan boord van de Engelse driemastbark ROYAL CONSORT van 600 ton, waarmee ze de terugreis naar Europa zouden maken. Vijf dagen na hun vertrek uit Batavia begon het schip water te maken en moest het overhaast de COCOS-eilanden aandoen voor herstellingen. Het lek werd voorlopig gedicht, waarop het schip weer onder zeil ging. Enkele dagen later begon het echter opnieuw water te maken. Zij zetten daarop koers naar Mauritius waar de herstelling op een degelijke manier werd uitgevoerd. Vandaar ging het over Sint-Helena naar Engeland, vanwaar de bemanning van de Charles gerepatrieerd werd met de SOHO. De reis had 27 maanden geduurd. Terug in eigen land kreeg de bemanning zwijgpiicht en hadden ze alle moeite van de wereld om vergoed te worden voor het verlies van hun persoonlijke eigendommen en uitrusting. Waarschijnlijk had deze reis de maat doen overlopen voor Rocco CAMPANA want op 9 november 1844 neemt hij afscheid van de Marine Royale en gaat met definitief verlof. Ook het weduwnaarschap en het vrijgezellenleven begon op zijn systeem te werken want op 27 november 1844 huwt hij te Antwerpen met de vier jaar jongere. Maria DAELEMANS, een Antwerpse borduurster. Hij nam dienst aan boord van de Belgische driemastbark JEAN KEY en maakte in 1845 en 1846 twee reizen naar HAVANNA (Cuba). Dit schip, genaamd naar de Antwerpse scheepseigenaar Jean KEY (1771 1846), voer samen met de andere schepen van deze reder traditioneel op Brazilie en de Caraïben. De JEAN KEY was ten andere in 1831 betrokken bij een incident te Havanna, toen de kapitein voor de eerste maal in die haven de Belgische vlag voer. Het moet echter zijn dat het leven in de koopvaardij niet erg in de lijn lag van ROCCO CAMPANA (of van zijn vrouw), want op 17 juini 1846 nam hij opnieuw dienst bij de Marine Royale. Deze maal engageerde hij voor 6 jaar en werd als matroos Iste klasse gemuteerd naar kanonneerboot nr 11. Zijn beurt dicht bij huis duurde echter niet lang want drie maanden later, in september 1846, werd hij ingescheept aan boord van de driemaster EMMANUEL, als matroos zeilmaker, voor een reis naar Singapour en Manila. Deze reis duurde praktisch een jaar want het was slechts op 29 juii 1847 dat het schip terug te Antwerpen was. Op 1 september 1847 promoveerde hij tot kwartiermeester met een solde van 45 fr per maand. Op 3 november 1847 vertrok hij, steeds op de EMMANUEL, voor een reis naar Batavia. De reis eindigde op 10 september 1848. Deze reis staat beschreven in het boek "Souvenirs" van de hand en uitgegeven door de tweede commandant DUCOLOMBIER. Er was in de Marine Royale echter weinig rust weggelegd voor de manschappen In december 1848 ging hij over naar de LOUISE MARIE, die onmiddellijk daarna vertrolk naar de Afrikaanse Westkust, Gorée en de Rio Nunez waar het schip op oorlogsvoet ging. De LOUISE MARIE vertrok op 31 december 1848 met als kommandant Luitenant ter Zee VAN HAVERBEKE en een bemanning van 62 koppen. Na Ilha Salvage, de Canarische eilanden, Argunbane en de kaap Verdische eilanden te hebben aangedaan ankerde het schip op 22 januari 1849 in Gorée. Hier lagen reeds een hele reeks schepen ten anker waaronder de Franse fregat PENELOPE, de Franse korvet LA RECHERCHE, twee stoomboten en een hospitaalschip. Heel dit eskader stond onder bevel van BOVET DE WIILAUMEZ. Ook de driemaster EMMA uit Gent lag daar met als kapitein enen WITTEVEEN en de heer COHEN die 's lands zaken ter plaatse wilde behartigen. Nu moet gezegd dat kommandant VAN HAVERBEKE met de IOUISE MARIE in het voorjaar reeds een reis naar de Ria Nunez had gemaakt.

Hij had daar met koning LAMINA van dat gebied een akkoord gemaakt voor de oprichting van een Belgische factory in een strook die zich over een mijl van beide oevers van de Rio Nunez uitstrekte. Dit moet niet naar de zin geweest van kommandant BOVET DE WILLAUMEZ van de Franse marine,die met dit gebied andere oogmerken had. Hij was dan ook kwaad op VAN HAVERBEKE voor het akkoord dat deze laatste met LAMINA gesloten had. Bij hun ontmoeting op de ankerplaats kwam her dan ook tot een incident tussen hun twee.

Maar kommandant VAN HAVERBEKE trok zich hier weinig van aan en ging gewoon verder met zijn opdracht, het verdrag met LAMINA te consolideren.

Op 27 januari 1848 was de LOUIS MARIE in Dakar, op 29 januari in Balhurst en de 5de februari wierp men het anker in de Rio Nunez.

Bij het opvaren van de rivier liep de LOUISE-MARIE vast. Met behulp van de sloepen geraakte het schip terug los. Op 12 februari kwam koning LAMINA aan boord en vroeg hulp om een geschil met een andere lokale vorst militair te regelen. Het was wel een interne aangelegenheid maar kammandant VAN HAVERBEKE trof onmiddellijk de nodige maatregelen om de vennoot van België ter hulp te komen.

Een detachement van de LOUISE MARIE vertrok van boord, in de scheepssloepen, en ontscheepte in Debokké en kwam tussen in het geschil met de rivaal van Lamina, die Majoré noemde Op 27 februari liep de Engelse korvet FAVORITE binnen met een protest nota in verband met het Belgisch akkoord met koning Lamina. VAN HAVERBEKE kon deze zaak echter in orde brengen. Diezelfde dag liep ook de Franse korvet LA RECHERCHE binnen.

De commandant van dit schip nam contact op met de kommandant van de FAVORITE en vernam dat de inlanders ter plaatse hulp hadden gevraagd aan de LOUISE MARIE tegen Majoré.

Er kwamen nieuwe moeilijkheden tussen de zwarten van de twee groepen. Van Haverbeke oefende zijn bemanning in het schieten en zond twee messages, een naar Majoré en een naar de Engelse handelaar waarin hij verwittigde te zullen overgaan tot een blocus.

Op 8 maart hadden de commandant van de Louise-Marie en de commandant van de Recherche contact met elkaar. 's Anderendaags werd de commandant van de Louise-Marie verwittigd van het vertrek van een landingspeleton van de Recherche.

Hierop ging de Emma voor anker in de rede van Rapass en Ducolombier en Mestreem gingen naar Debokké om Majoré tot betere inzichten te brengen, iets waar ze voorlopig in gelukten.

Op 11 maart 1849 zette rich het gecombineerde Belgisch Frans ontschepingsdetachement in beweging en ontscheepte in Deboke. Er werd een palaber gehouden met Majoré waarna het detachement zich terugtrok.'s Anderendaags kwam La Prudente binnen met de opdracht de Belgen tegen te werken. Uiteindelijk kwamen de twee partijen echter tot een overeenkomst. De Fransen kregen bericht dat Majoré bleef volharden in de boosheid waarop de Louise-Marie ging ankeren voor Rapass. De Engelse handelaars werden gemaand te vertrekken waarop zij met een reeks voorstellen kwamen die echter geweigerd werden. Hierop bemanden de Belgen de Emma en La Dorade. De commandant van de Louise-Marie ontving een brief van de Engelsen waarin ze weigerden te vertrekken en waarin ze de Belgen verantwoordelijk stelden voor eventuele schade.

Op 21 maart kwamen 5 sloepen met 130 man van La Recherche en La Prudente langszij van de Louise-Marie en scheepten in aan boord van La Dorade.

Daags nadien zette zich de expeditie met de Louise-Marie op kop, in beweging naar Debokké. Daar namen zij twee Engelse handelaars kriigsgevangen. Op 24 maart openden de Belgen en de Fransen het vuur en ontscheepten. Na een uur was alles beslecht. Er vielen in totaal 7 gekwetsten.

's Anderdendaags gingen de schepen anker op en zakten de rivler af. Vanaf de oever werd her en der nog geschoten waarbij een paar gekwetsen vielen aan boord van de Louise-Marie.

Op 2 april 1949 vertrok de Louise-Marie naar Kaleanne waar enkele dagen later het akkoord met Tongo werd getekend. De Belgen hadden hun slag thuis gehaald. Op 8 april vertrok de Louise-Marie naar zee om op 23 april in Goree binnen te lopen. Hler ontmoette de Commandant Van Haverbeke de franse commandant Bouet die helemaal niet akkoord was met de aktie van de Belgen. Dit maakte echter de zaak niet uit van conmandant Van Haverbeke. Op 3 mei 1849 vertrok hij naar Belgiê waar hij op 17 juni toe kwam.

De rust van Rocco Campana in het land was, na deze roerige reis, echter van korte duur want op 10 juli 1849 kwam de Louise-Marie onder bevel van Kapitein-Luitenant-ter-Zee Petit en vertrok op 9 augustus voor een kruisvaart in de Noordzee die duurde tot 28 september.

In oktober 1849 maakte Rocco promotie en werd hij benoemd tot Schieman 3de klasse. Op 25 november hernam commandant Van Haverbeke het bevel over de Louise-Marie, die op 24 februari 1850, vanuit Oostende vetrok voor een reis naar West-Afrika. Het werd een voorspoedige reis waarbij het schip op 21 maart in Goree was en op 29 maart het anker wierp op de Rio Nunez. Ter plaatse woedde een burgeroorlog. De handelaars van de kantorij hadden gehoopt dat de Belgen met voldoende manschap zouden zijn afgekomen om orde op zaken te stellen. Maar door de laksheid en de desinteresse van de nationale politiekers waren er Van Haverbeke geen middelen of macht ter beschikking gesteld om aan deze toestand daadwerkelijk te verhelpen.

Zonder enig resultaat te boeken vertrok de Louise-Marie op 25 april voor de terugreis om op 3 juni 1850 in Antwerpen toe te komen.

Weer was de rust voor Roch van korte duur. Het schip kwam terug onder bevel van Petit en vertrok op 15 juni voor een visserijwacht in de Noordzee die besloten werd op 1 september l850.

Er waren moeilijkheden gerezen in de Belgische kolonie van Sant-Thomas de Guatamala. De kolonie ging van langs om meer tenonder en het passief was aanzienlijk. Enkele kolonisten die waren kunnen terugkeren zorgden voor de nodige beroering bij de publieke opinie. De Consul en de Rijkscommissaris terplaatse vroegen om de aanwezigheid van een oorlogsbodem om aldus de gemoederen wat te bedaren.

Met Petit als commandant en onze Rocco Campana aan boord als schieman vertrekt da Louise-Marie op 22 december 1850 met als bestemming de Belgische kolonie op Guatemala. Het werd een lange reis en verblijf want het schip liep eerst op 17 augustus 1851 te Antwerpen terug binnen. Langzaam maar zeker beklom onze Rocco de hierarchische ladder want op 1 september 1851 werd hij Schieman tweede klasse.

Het ging ook weer slecht op het Afrikaanse kolonistenfront en de aanwezigheid van de Louis~Marie werd aan de Rio Nunez gevraagd.

Commandant Van Haverbeke hernam het bevel van het schip en op 31 december 1951 ging de Louise-Marie anker op met bestemming de Afrikaanse westkust. Schieman Rocco Campana trof het niet in zijn specialiteit. Vanwege het slechte weer moest het schip eerst in Deal ankeren en daarna in Falmouth binnenlopen met averij aan het roer.Rocco had het ook niet onder de markt want de herstelling van de averij behoorde tot een van zijn hevoegdheden.

Het eiland Gorée werd bereikt op 27 februari 1852 waar een brief wachtte van Consul Bols die het schip ijlings aan de Rio Nunez vroeg. Zonder dralen werd verder gezeild en op 4 mei was de Louis-Marie terplaatse. Eens te meer waren gevechten uitgebroken tussen de twee belangrijkste inlandse stammen met al de gevolgen vandien voor de Belgische kolonisten.

Commandant Van Haverbeke zijn eerste zorg was te bemiddelen. Maar zijn bemiddelingsopdracht werd fel gehinderd door het feit dat, bij gebrek aan voldoende manschappen bewapening, hij geen drukkingskracht kon uitoefenen. Na ellenlange palabers was hij verplicht, met welnig resultaat, de terugreis aan te vatten. Op 15 juni 1852 was de Louise-Marie terug in België, op tijd voor de jaarlijkse visserijwacht in de Noordzee.

Na deze opdracht vertrok het schip, ditmaal onder het bevel van Petit, op 23 januari 1853 terug naar Afrika. Het doel van de reis was de contacten in stand te houden en militaire en commerciële inlichtingen te verzamelen. Op 23 juli 1859 was het schip terug in Oostende. Nog altljd als lid van de bemanning vertrok Rocco Campana met de Louise-Marie in augustus 1853 voor een visserijwacht in de omgeving van de Shetlandeilanden. Een reis die duurde tot in september.

Bij zijn terugkeer werd Roco Campana gebreveteerd wat ook toenmaals reeds beschouwd werd als een opname in het beroepskader van de onderofficieren.

De kolonisten in Afrika bleven de assistentie van een oorlogsschip vragen en op 20 november 1853 vertrok de Louise-Marie voor deze opdracht naar de westkust van Afrika.

Op deze reis werden verschillende plaatsen aangedaan waar woeger de Belgische vlag nooit vertoond was geworden. Ook maakte het schip en bemanning op deze reis twee tornados mee. Maar alles goed en wel op 2 juli 1854 was het schip terug in Antwerpen.

Door het in de vaart komen van de Duc de Brabant op 30 september 1853 kreeg de Louise-Marie en zijn bemanning wat respijt. Na de terugkeer op 2 juli 1854 volgde een kalm jaar waarin zich in juli, augustus en september 1855 een visserijwacht in de Noordzee situeren.

Op 1 october 1855 werd Roch Campana gepromoveerd tot Schieman-Bootsman.

Op 2 april 1856 vertok hij, nog altijd aan boord van de Louise-Marie, mee naar de Westkust van Afrika voor een bezoek aan de Belgische kolonie van de Rio Nunez. Deze reis zou duren tot 13 augustus datum waarop het schip te Antwerpen toekwam. Dit was de laatste reis van de Louise-Marie en betekende ook voor Roch Campana het einde van zijn grote-vaart periode.

Wij verliezen hem wat uit het oog maar vinden hem terug bij zijn benoeming tot Bootsman 2de Klasse op 30 april 1862. Onmiddellijk daarna doet hij mutatie naar de Staatspakketboten, want bij beslissing van de regering werd de Marine Royale opgeheven en de term "Marine Royale" werd vervangen door de term "Marine de 'l Etat". De Belgische oorlogsmarine had opgehouden te bestaan. De meeste officieren, onderofficieren en manschappen gingen weg naar het burgerleven of naar burgerdiensten. De regering gaf de pakketboten op de lijn Oostende-Dover een zeker militair karakter en een deel van het militair personeel werd erop geaffecteerd. Dit gebeurde ook met Rocco Campana.

Hij was nu regelmatiger thuis want de trajecten op de Oostende-Doverlijn waren korter.

Voor zijn verdiensten in de Marine Royale werd hem op 15 september 1863 ale Nationale Erkentelijkheid voor zijn moed, plichtsgetrouwheid en menselijkheid op zee, de Medaille van Eerste Klasse toegekend.
 
 

Op 14 juli 1866 werd Rocco Campana benoemd tot Bootsman Iste klasse met een maandelijks salaris van 147,91 francs.

Hij doet verschillende diensten op de pakketboten in die graad.

Daar hij, ondanks zijn vele jaren dienst in de Marine Royale nog steeds de Italiaanse nationaliteit had, vroeg hij de gewone naturalisatie aan die hem bij Koninklijk besluit van 29 januari 1871 toegekend werd. Hiervoor verscheen hij op 9 februari 1871 voor het College van Burgemeester en Schepenen van de Stad Oostende waarbij een "Procesverbal d'acceptation" werd opgemaakt.

Wij konden niet terugvinden wanneer zijn tweede echtgenote overleed maar op 21 januari 1874 trad hij, voor de derde maal, in het huwelijk met de Oostendse Helene, Suzanne, Marie CANDAEL. Het kerkelijk huwelijk werd diezelfde dag ingezegend in de Sint-Peter en Pauluskerk van Oostende. Zijn echtgenote was 40 jaar jonger dan hij. Zij schonk hem 4 kinderen, een zoon en drie dochters die respectievelijk in 1874 (Franciskus, Amandus), 1876(Anna Maria Suzanne) 1878 (Marie Rosalie Jeanne) en 1883 (Leanie-Marie) geboren werden.

Het jonge paar ging wonen in de Drie Fonteinen nr. 16 te Oostende.

Later verhuisden zij waarschijnlijk naar Antwerpen want daar werd het oudste kind geboren. De twee volgenden werden dan weer geboren in Vilvoorde en het laatste in Oostende.

B1 Koninklijk Besluit nr. 667 van 8 februari 1874 werd Rocco CAMPANA benoemd tot Ridder in de Leopoldsorde. Hij werd in het Grootboek ingeschreven onder het nummer 698 uoor een jaarlijks pensioen, verbonden aan deze onderscheiding, van 100fr. Bij deze gelegenheid adresseerde hem Kapitein-Luitenant-ter-Zee DUFOUR ,chef superieur du service des malles-postes à Ostende, een van zijn oud-commandanten in de Marine Royale een schrijven met de aankondiging hiervan en zijn felicitaties.

Omstreeks deze tijd vroeg Roch CAMPANA zijn pensioen aan " pour age avancé et ancienneté de service " dat hem werd toegestaan met ingang van 16 maart 1874. Hij telde op dat ogenblik bijna 36 effectieve dienstjaren in de Marine. Zijn inschepingen in oorlogstijd (1839, 1849 en 1870-71) leverden hem een bijkomende bonus op van 3 jaar. Zijn inschepingen in vredestijd, in het totaal 31 jaar 5 maanden en 3 dagen waren nog eens goed voor een bonus van 15 jaar 8 maanden 17 dagen (de helft van de tijd aan boord doorgebracht).

Dit leverde hem een totaal van "54 ans de services admisibles pour la pension". Hierdoor had hij recht op een jaarlijks pensioen van 660 fr. Daarbij werden de 100 fr per jaar gevoegd die hij kreeg uit hoofde van zijn Ridderschap in de Leopoldsorde wat het totaal op 760 fr bracht. Waarom het echtpaar naar Antwerpen en daarna naar Vilvoorde ging wonen hebben we niet kunnen terugvinden. Op 12 februari 1881 werden ze echter weer te Oostende ingschreven als wonende in de St.Georgesstraat nr 22. Rocco Campana hield waarschijnlijk nog regelmatig contact met andere oudgedienden van de Marine Royale. Zo bestaat er nog een schrijven van zijn oude scheepskommandant DUFOUR, waarin deze hem bedankt voor de gelukwensen die Rocco gezonden had ter gelegenheid van Dufour's 50ste jaar dienst. De Marine was hem ook niet vergeten want in 1896 kreeg Roch, nog steeds als "Premier maitre" de "Medaille commémorative" die uitgegeven werd ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Oostende-Doverlijn.

Op 31 mei 1898 verhuist de familie Campana naar de Amsterdamstraat nr31.Het is in dit huis dat ROCH CAMPANA op 2 juli 1899, zijn rijkgevuld zeemansleven afsluit in de gezegende leeftijd van 86 jaren. Zijn echtgenote volgde hem 14 jaren later, in 1913.

Tot hier de geschiedenis van deze eenvoudige onderofficier uit onze eerste nationale oorlogsmarine, die echter door zijn staat van diensten de bewondering afdwong van al zijn oversten.

Bronnen: Persoonlijk dossier en staat van diensten van Roch Campana.

Maitre de Manoeuvre de Première Classe de la Marine Royale.

Louis Leconte. Les ancêtres de notre Force Navale. MDN 195~